Op deze pagina worden de diverse onderdelen getoont en besproken.

Een klik op de afbeelding geeft een grotere foto.

De molen bestaat uit 5 zolders en de begane grond:
de_korenmolen1.jpg








De kapzolder



________________________________

De luizolder

________________________________


De steenzolder

________________________________

De maalzolder

De stelling
________________________________

De graanzolder


________________________________



 De infaart





Het wiekenkruis

Wiekenkruis_klein.jpg Het wiekenkruis van de molen bestaat uit twee roeden van de roedenmaker Dercks. Beide roeden zijn in 1987 geplaatst.

De wiekvorm op beide roeden is Oud-Hollands en beide roeden hebben een lengte van 22,64 m.

Het wiekenkruis is gemonteerd aan de bovenas in de kapzolder. De houten bovenas is van het fabrikaat Smulders en heeft een lengte van 4,60 m
molenbaard2_klein.jpg

De Kapzolder

halslager_klein.jpg De bovenas is aan de zijde van het wiekenkruis gelagerd met het halslager in de vorm van een gietijzeren insteekkop dat in de houten bovenas is gestoken.
Aan het andere einde ligt de bovenas met een hals met schenen gelagerd in een broeksteen. Beide aseinden liggen in een steen gemaakt van arduin.
De as ligt alleen met de onderzijde in deze stenen en de lagers worden gesmeerd met reuzel.
Over het penlager is een springbeugel geplaatst die moet voorkomen dat de pen uit de steen kan wippen bij extreme omstandigheden.
penlager_klein.jpg
bovenwiel_klein.jpg Om de bovenas is het bovenwiel gemonteerd.
De buitendiameter van het bovenwiel is ca. 2,5 m.
Het bovenwiel  bestaat voor een groot gedeelte uit iepenhout, de kammen zijn gemaakt van azijnhout. Het bovenwiel bevat 51 kammen.
Aan de linker zijkant is een terugloopbeveiliging geplaatst.
Om het bovenwiel is zijn de blokken van de Vlaamse blokvang geplaatst.
Bovenwiel_metterugloop_klein.JPG
vangtrommel_klein.jpg De vangblokken worden door het gewicht van de vangbalk om het bovenwiel getrokken. Met het vangtouw, dat aan de buitenkant van de molen hangt, wordt via de vangtrommel de vangbalk omhoog getrokken waardoor de blokken vrij van het bovenwiel komen en de bovenas kan gaan draaien. De vangbalk komt aan een haak te hangen.
Door de vangbalk weer van de haak te halen en te laten zakken zal de balk de blokken weer strak om het bovenwiel trekken zodat de bovenas tot stilstand gebracht wordt.
vangbalk_klein.jpg
schoren_klein.jpg De kapzolder van de molen staat op een Engels kruiwerk en kan in zijn geheel 360° draaien, zodat het wiekenkruis op de wind gedraaid kan worden.
Dit kruiwerk bestaat uit een stalen ring waaraan stalen wielen gemonteerd zijn die over een soort rails lopen.
Aan de achterzijde van de molen hangt aan de schoren het kruirad waarmee de kap via een ketting rondgetrokken kan worden.
kruiwerk_klein.jpg
aandrijving_klein.jpg Het bovenwiel brengt via de bonkelaar of bovenschijfloop de draaiende beweging over op de koningspil.
De bonkelaar is van dezelfde houtsoorten als het bovenwiel gemaakt, de staven zijn van een ander soort hout als die in het bovenwiel.
De bonkelaar heeft 21 staven en een buitendiameter van ongeveer 1,1 m.
Bij iedere omwenteling van het bovenwiel maakt de koningspil ongeveer 2,4 omwentelingen.
De koningspil loopt verder naar beneden voor de aandrijving van de diverse werktuigen.
ingrijpen_klein.jpg

De Luizolder

sleepwiel_klein.jpg Op de luizolder bevindt zich het eerste hulpwerktuig in een korenmolen: het luiwerk.
Het  luiwerk wordt gebruikt om de zakken met graan naar de steenzolder te luien (luien is ophijsen). Dit kan met de hand met een touw, maar kan ook op windkracht gedaan worden. Hiervoor kan één zijde de lui-as zakken waardoor het luiwiel op de lui-tafel, die aan de koningspil zit, zakt. Hierdoor gaat de lui-as draaien en wordt het touw waar de zakken met graan aan hangen omhoog gehesen.
gaffelwiel_klein.jpg

De Steenzolder

maalkoppel_klein.jpg Zoals de naam van de zolder al doet vermoeden liggen op deze zolder de maalstenen.
De molen heeft twee maalkoppels waar afzonderlijk mee gemalen kan worden.
De overbrenging van de draaiende beweging van de koningspil wordt via het spoorwiel, het steenrondsel en de maalspil overgebracht op de maalstenen. Het spoorwiel heeft 56 kammen, het steenrondsel heeft 20 staven.
steenrondsel_klein.jpg
schuddebak_klein.jpg De molen heeft twee maalkoppels: één koppel 16er blauwe stenen en één koppel 16er kunststenen.
Bij één omwenteling van de wieken maakt de loper 6,8 omwentelingen.
De overbrengingsverhouding is dus 1 : 6,8
Het graan wordt in de kaar gestort en via de schuddebak stroomt dit in het kropgat. Hier vallen de korrels tussen de stenen en worden vermalen tot meel.
Het meel verlaat de stenen aan de buitenzijde en wordt door de strijkers naar de uitloop geveegd. Hier valt het meel via de meelpijp naar beneden.

ligtwerk_klein.jpg Om de kwaliteit van het meel te regelen kan de ruimte tussen de maalstenen geregeld worden met het lichtwerk.
Meestal gebeurde dit met de hand, deze molen is voorzien van een regulateur die dit zelf regelt afhankelijk van de draaisnelheid van de stenen. Dit mechaniek is afgekoppeld om de zolder veiliger te maken voor de bezoekers.


De Maalzolder

meelpijp_klein.png Op de maalzolder wordt het gemalen product zichtbaar voor de molenaar.
Het meel valt vanuit de meelpijp in de maalbak, een taps toelopende houten bak.
De meelzak, waarin het meel vanuit de maalbak opgevangen wordt, hangt aan een paar haakjes aan de uitloop van de maalbak. De molenaar kan hier de kwaliteit van het maalsel beoordelen en eventueel de ligthoogte van de maalstenen wijzigen.
Als de zak vol is kan er een schotje in de uitloop van de maalbak geplaatst worden om de zak te kunnen vervangen terwijl er doorgemalen wordt.
De zakken met meel worden met het luiwerk naar de begane grond geluid.

De graanzolder


Op de graanzolder worden de zakken met graan opgeslagen dat gemaald moeten worden en tevens de zakken met meel, in afwachting van dat deze naar de bakker gebracht worden.